Verloren maandag

Verloren maandag, verzworen maandag, koppermaandag*, lundi perdu, lundi parjuré

Wordt gevierd op de eerste maandag na de zondag na Driekoningen. Vroeger ging Verloren Maandag gepaard met heel wat gebruiken en tradities die inmiddels zijn verdwenen, met uitzondering van de streek rond Antwerpen en Doornik waar het gebruik zich nu beperkt tot het eten van worstenbroden en appelbollen.

Over oorsprong en naamgeving van deze traditie bestaat er geen eensgezindheid. Volgens sommigen verwijst de benaming Verloren Maandag naar het evangelieverhaal dat gewoonlijk wordt voorgelezen op de zondag die eraan voorafgaat. Het verhaal vertelt hoe Jozef en Maria de toen 12-jarige Jezus ‘verloren’ en na drie dagen weer terugvonden in de tempel in Jeruzalem.

Anderen plaatsen de oorsprong van de traditie in de vroege middeleeuwen. In die periode ontstond bij heel wat beroepsklassen de gewoonte om elkaar bijstand te zweren. Die ‘verzwering’ ging gepaard met eet- en drinkgelagen. Later zouden de ambachtsgilden die traditie hebben overgenomen. Ambachtsgilden wonnen in de 14de eeuw aan macht en verwierven het alleenrecht bij de uitoefening van een beroep en verplichtten de aansluiting van alle beroepsgenoten. Door hun reglementen en prijsafspraken probeerden ze de onderlinge concurrentie zoveel mogelijk te beperken. Ieder jaar werden de leden van het bestuur verkozen die de eed zworen op Verloren Maandag. Deze ‘verzworenen’ trakteerden hun leden daarna steevast op een groot feest.

In de 15de eeuw legden de ambtenaren op de eerste maandag na Driekoningen hun eed af. Die plechtigheid werd gevolgd door een feest. Om dat feest voor de stad betaalbaar te houden, kregen de ambtenaren een goedkoop vleesbroodje te eten. Aangezien de ambtenaren de rest van die dag niet meer werkten, werd die specifieke dag al gauw “Verloren Maandag” gedoopt.

Andere bronnen verwijzen dan weer naar de Antwerpse haven. Traditioneel mochten de havenarbeiders op de maandag na de eerste zondag na Driekoningen op kosten van de natiebazen … drinken ! Daarbij werd hen iets warms te eten aangeboden, samengesteld uit ‘onverkoopbaar’ vlees, en brood. Dat “verloren brood“ zou dan aan de oorsprong liggen van de specifieke naam van die dag.

Nog een andere versie gaat terug op het feit dat de arbeiders in de haven van Antwerpen ’s zondags hun loon werden uitbetaald. Sommige mannen gingen dan op café zich bezatten en gaven de overschot van hun geld aan hun vrouw. Maar op Driekoningen – een feestdag – vierde iedereen feest met het loon en was er de volgende maandag zo goed als niets over. Om toch niet met een lege maag te zitten, struinden de mannen alle cafés en slagers af om toch maar iets te eten te hebben. De slagers maakten dan worstenbroodjes – wat goedkoop, lekker en vullend was – en gaven die dan aan de arbeiders. Die dag werd er dan ook alleen verlies gemaakt door de slagers en het was dus een dag van verloren arbeid, een ‘Verloren Maandag’.

Wat er ook van zij, Verloren Maandag wordt al eeuwenlang in verband gebracht met het bezoeken van de herberg. Het is niet ondenkbaar dat de herbergiers zelf – in bondgenootschap met de gilden van de slagers en de gilden van de bakkers – op het idee kwamen om gratis vette en zoute worst te serveren tijdens de feestdag om hun klanten meer te laten drinken. Ook zijn er meldingen uit de zestiende eeuw van ‘heeten koek’ of warme broodjes die op Verloren Maandag werden geserveerd. Omdat er op die dag vooral werd gedronken en gegeten in plaats van gewerkt, was deze dag zogezegd een verloren dag.

Osta, W. van, ‘Over de oorsprong en betekenis van Verloren maandag’, Volkskunde 92 (1991), nr. 4, p. 317-346
Nannings, J.H., Brood- en Gebakvormen en hunnen Beteekenis in de Folklore, Schiedam, 1932
Celis, G., Volkskundige Kalender voor het Vlaamsche Land, Gent, 1990, p. 100

* “Kopperen” had in Nederland de betekenis van “zich tegoed doen aan spijs en drank”.