Feest Duitse Gemeenschap
De ‘Dag van de Duitstalige Gemeenschap’ (Tag der Deutschsprachigen Gemeinschaft, Jour de la Communauté Germanophone) is de feestdag van de Duitstalige Gemeenschap in België. Deze valt elk jaar op 15 november, gelijktijdig met Koningsdag (Koningsfeest) in de rest van België. Het uitzicht van de vlag is bepaald per decreet van 1 oktober 1990: een rode leeuw (wapen van Limburg en wapen van Luxemburg) wordt omgeven door negen blauwe vijfbladeren, verwijzend naar de 9 gemeenten die samen de Duitstalige Gemeenschap vormen.
In totaal wonen er 92.928 mensen in de Oostkantons, waarvan 74.169 in de Duitstalige Gemeenschap en 18.759 in de Franstalige gemeenten Malmedy en Weismes. Na de oorlog werden de kantons opnieuw Belgisch. Ze kregen bij de taalwetten van 1962 een tweetalig statuut. Alle gemeenten van de voormalige Oostkantons hebben wel faciliteiten voor de anderstalige minderheid: Duits met Franstalige minderheid voor Eupen, Sankt Vith, Amel, Büllingen, Bütgenbach, Burg-Reuland, Kelmis, Lontzen en Raeren, die in 1970 een begin van autonomie kenden, toen de Duitstalige Gemeenschap gecreëerd werd. Malmedy en Weismes werden Frans met Duitstalige minderheid en kwamen in datzelfde jaar bij de Franse Gemeenschap. De Oostkantons vallen dus niet samen met Duitstalig België.
De latere Oostkantons kwamen in de Franse tijd in 1795 voor het eerst in eeuwen onder eenzelfde regionaal bestuur, dat van het Ourthedepartement, waarvan de grenzen dwars door de soms eeuwenoude grenzen liepen. Met het grenstraktaat van Aken na het Congres van Wenen (1815) werd het Ourthedepartement, waartoe ook nog Kronenburg en Schleiden hoorden, tussen Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en Pruisen verdeeld, min of meer volgens de Romaans-Germaanse taalgrens. In de streek van Eupen sprak men Ripuarisch of Limburgs, in de streek van Sankt Vith Luxemburgs. Malmedy en Weismes waren Waalstalig. In de Pruisische tijd, en vooral nadat Otto von Bismarck in 1870 decreteerde dat het Hoogduits de enige taal voor onderwijs en administratie moest worden, is het gebied snel verduitst.
In de jaren 20 van de twintigste eeuw werd voor deze kantons ook de naam «Nieuw-België» gebruikt. In 1920 waren ze in het kader van het Verdrag van Versailles afgescheiden van het Duitse Rijk en aan België gehecht. Ze dienden als compensatie voor de door België geleden oorlogsschade in de Eerste Wereldoorlog. Deze 20 tot 50 km brede grensstrook werd na een vijfjarige overgangsperiode in 1925 volledig in het Belgisch staatsverband opgenomen. In Duitsland duidt men dit gebied ook wel aan als «Eupen-Malmedy», naar de beide voormalig Pruisische Landkreise. Met uitzondering van Neutraal-Moresnet waren deze districten vanaf 1815 Pruisisch geweest. De aan het kanton Eupen grenzende, eveneens niet-Romaanstalige gemeenten in de Platdietse streek die al sedert het Weense Congres Belgisch waren (Aubel, Blieberg, Welkenraedt en Baelen) werden in deze periode ter onderscheiding ook wel «Oud-België» genoemd.